Deze test Schildklier test signaleert afwijkingen van de belangrijkste schildklierhormonen bij een vermoeden van een onvoldoende werkende schildklier. Deze test is ook te gebruiken als persoonlijke herhalingstest om op periodiek basis de hormoonbalans te controleren.
Let op: Soms is er wel sprake van een verstoorde hormoonbalans maar is dit niet af te lezen uit afwijkende waarden van de schildklierhormonen in het bloed. Om uit te sluiten dat vitaminen of mineralen gebrek de oorzaak is van een verstoorde schildklier hormoon huishouding zijn er uitgebreidere testen beschikbaar.
Een trage schildklier kan worden veroorzaakt door zowel een verminderde productie van schildklierhormonen in de schildklier (te meten via de TSH waarde) zelf, als door een slechte omzetting van het langzame, niet-actieve T4 naar het actieve schildklierhormoon T3 (te meten via aktieve T3 waarde).
4 Biomarkers in de test:
TSH:
De schildklierfunctie wordt aangestuurd door TSH hormoon (schildklier stimulerend hormoon) dat wordt geproduceerd door de hypofyse. Als er te weinig schildklierhormoon (T4 en T3) in het lichaam is, maakt de hypofyse vervolgens veel TSH aan om nieuwe hormoon aanmaak te stimuleren en zodoende de balans weer terug te brengen. Bij teveel schildklierhormoon maakt de hypofyse juist minder TSH aan. De TSH zorgt ervoor dat steeds de juiste hoeveelheid schildklierhormoon wordt aangemaakt. De TSH-waarde in het bloed is dus een indicatie voor het functioneren van de schildklier.
T4 en FT4:
De schildklier produceert het ‘trage’ schildklier hormoon T4 (thyroxine). Het overgrote gedeelte van deze T4 circuleert lang in het bloed en is gebonden aan eiwitten en daardoor inactief. Pas als het T4 vrij voorkomt in het bloed (vrije T4, freeT4 of FT4) kan het in de weefsels worden omgezet naar de meer aktieve vorm: T3. In laboratorium testen wordt daarom vaak het FT4 bepaald. Een hoge vrije T4 uitslag past bij een overactieve schildklier (hyperthyreoïdie) terwijl een lage vrije T4 kan wijzen op een trage schildklier (hypothyreoïdie).
T3 en TT3:
T3 (trijodothyronine) is de veel actievere vorm van het schildklierhormoon. In het bloed is het overgrote deel hiervan gebonden aan eiwitten en maar een heel klein percentage (circa 0,3%) aanwezig als vrij hormoon (Free T3; FT3). In laboratorium testen kan zowel vrij T3 als de totale hoeveelheid T3 (TT3) worden bepaald. Het meten van T3 naast FT4 (vrij T4) of totaal T4 kan extra informatie over het functioneren van de schildklier opleveren met name als de bloedwaarden van TSH en FT4 geen inzicht bieden. Een hoge vrije T4 en T3 (of totaal T4 en T3) uitslag past bij een overactieve schildklier (hyperthyreoïdie) terwijl een lage vrij T4 en T3 (of totaal T4 en T3) zou kunnen wijzen op een trage schildklier (hypothyreoïdie).
anti-TPO:
Dit zijn stoffen zijn gericht tegen een enzym dat betrokken is bij de productie van schildklierhormoon. Anti-TPO zijn vaak aantoonbaar bij de ziekte van Hashimoto. Deze antistoffen kunnen ook worden gevonden, zonder dat er (schildklier)klachten zijn. Ook bij andere schildklieraandoeningen kunnen ze aanwezig zijn. De functionele betekenis van anti-TPO is niet opgehelderd.
In het beginstadium van een schildklieraandoening kan het moeilijk zijn een diagnose te stellen. Bloedwaarden kunnen op en neer gaan, net als de klachten. De verschillende antistoffen kunnen positief zijn en dan weer verdwijnen.
Anti Thyroglobuline (TgAb)
Deze test checkt op antilichamen op thyroglobuline, een eiwit dat specifiek is voor de schildklier. Onder normale condities vind je dit eiwit niet in het bloed. Bij schildklier inflammatie of aanvallen op de schildklier door het eigen immuunsysteem, kan thyroglobuline worden uitgescheiden en kun je deze antilichamen detecteren.
Verhoogde levels van thyroglobuline antilichamen (TGAb) kunnen wijzen op een auto-immuun schildklier aandoening.